17. mei, 2018

(7)

Ik was vroeger van de vrolijke verstelstijl. Ook aan de meer serieuze kanten van het leven zag ik iets lolligs. Bij het opschrijven van al dat plezier moet je oppassen dat je niet doorschiet naar het flauwe. Ik zal het maar eerlijk toegeven, dat lukte me niet altijd. Als ik sommige stukjes teruglees, denk ik nog wel eens: ‘Nou, nou, nou, Paul’.

Nederlandse Taal- en Letterkunde is een serieuze aangelegenheid. Dat vond men tenminste aan de Universiteit van Amsterdam. Degelijke docenten trokken bij het zien van mijn teksten wel eens een wenkbrauw op. Enfin, ik heb hen niet al te lang lastiggevallen.

Wat bij de studie een ‘wenkbrauw’ opleverde, leidde op de werkvloer tot een compleet verfrommeld gezicht. Ook in het ziekenhuis waar ik werkte, wilde ik mijn scherts delen met anderen. Artsen konden mijn opmerkingen in de verpleegverslagen nog wel waarderen, maar mijn eigen collega’s, de verpleegkundigen, konden er niet om lachen.

‘Humor in een serieus verslag, dat kan toch niet!’

Toen de rapportschriften hun tijd op de afdeling hadden uitgediend, heb ik ze maar mee naar huis genomen. Ze staan nu in mijn boekenkast nog wat na te gniffelen.