Historische fictie

 

Op de middelbare school had ik een leraar geschiedenis, die ons afraadde historische romans te lezen. ‘Allemaal troep waarin de geschiedenis volkomen verkeerd wordt weergegeven. Wat je in die romans leest blijft bij je hangen en zo krijg je een heel verkeerd beeld van het verleden.’

Nou was ik in die tijd dol op het lezen van historische romans, dus dit raakte mij bijzonder. Ik vond die leraar een sufferd en, voor heel even, kreeg ik een hekel aan het vak geschiedenis.

Wat is er nu, afgezien van de didactische misser, verkeerd aan de mededeling van die man? Staat er dan wel historische waarheid in romans? Welnee, die staat niet in een boek met fictieve verhalen, maar ook niet in enig ander boek. De historische waarheid bestaat namelijk niet.

‘En geschiedenisboeken dan?’ Geloof me, ook geschiedenisboeken hebben geen patent op historische geldigheid. Dat kan ook niet, want niemand weet wat er in het verleden werkelijk is gebeurd.

Neem bijvoorbeeld de Slag bij Waterloo. Iedereen heeft ervan gehoord, er zijn bibliotheken over volgeschreven, dus die slag zal toch wel echt hebben plaatsgevonden?

Nee, die slag heeft niet echt plaatsgevonden. Althans niet de slag zoals die beschreven staat in de Engelse, Nederlandse, Franse, Duitse, socialistische of patriottistische kronieken. De waarheid staat niet in boeken van overwinnaars, verliezers of in die van objectieve beschouwers. De waarheid staat nergens, we weten niet eens wat waarheid precies is.

Maar als we dan toch over historische juistheid willen spreken, moeten we verder gaan dan het benoemen van een geconstateerd feit. De waarheid behelst dan niet alleen wat er gebeurde op 18 juni 1815, maar ook hoe het gebeurde en waarom. En ook wat er niet gebeurde en waarom niet.

Veel van ‘het waarom’ van een historische gebeurtenis speelde zich af in hoofden van personen. Mensen hadden bedoelingen, maar uitten die beweegredenen niet altijd rechtstreeks, of waarheidsgetrouw.

Historici hebben geprobeerd die motieven te interpreteren, maar een interpretatie wordt nooit meer dan dat. Ook de geschiedvorser kan niet in het hoofd van Napoleon kijken, of in dat van maarschalk Ney, in dat van Wellington of van Blücher.

Zo kunnen we dus alleen maar constateren: ‘Jan schoot op Piet.’ We kunnen niet met zekerheid zeggen waarom Jan dat deed of wat Piet ervan vond. We kunnen een onderbouwde mening hebben, maar echt zeker weten doen we niets. Die onderbouwde mening schrijven we op en de persoon die het leest gelooft ons misschien.

Daarmee is geschiedvervalsing een feit, want iemand anders kan een andere onderbouwde mening hebben over hetzelfde historische feit. Zijn mening is niet minder waard dan de onze. Hij ziet de waarheid anders, maar het staat niet vast dat hij een verkeerde mening heeft en wij een goede.

Samen schrijven wij historische fictie en we kijken er heel geleerd bij.

 

 

 

 

Afbeelding: https://en.wikipedia.org/wiki/Napoleon#/media/File:Jacques-Louis_David_-_The_Emperor_Napoleon_in_His_Study_at_the_Tuileries_-_Google_Art_Project.jpg

 

 

 © 2017 Paul Christiaan Smis