10. mei, 2018

(6)

Schrijven kun je overal. Het liefst zit ik te typen tussen de boeken in een koele studeerkamer, maar ik kan het ook onder een mangoboom en bij een temperatuur van 32 graden. Dat bleek toen ik werd uitgezonden naar Suriname om daar te helpen bij het redden van een archief. We kwamen daar niets te vroeg, handgrote spinnen hadden zich verstopt in de dozen, terwijl awari’s – grote buidelratten – en andere enge beesten vast waren begonnen zich de stukken eigen te maken.

Er was nog geen internet, telefoneren was te duur en brieven naar huis arriveerden pas na zes weken. Qua communicatie met mijn gezin was ik verdwenen in een zwart gat. Dat heeft me aangezet tot allerlei schrijfactiviteiten. Voor de kinderen zette ik mijn sprookjesfeuilleton voort en aan mijn geliefde echtgenote schreef ik lange, lange brieven met een hoog gehalte aan verliefdheid en verlangen. Daarnaast hield ik twee dagboeken bij, een voor mijn werkgever – de Staat der Nederlanden – en een voor mijzelf, waarin ik de dagelijkse gang van zaken aan de ‘Wilde Kust’ becommentarieerde.

Ik houd niet van de tropen, het sneeuwt er te weinig. Het oerwoud is voor mij een groene hel waarin je, als je niet oppast, wordt rondgedragen door ongedierte. Na drie maanden mocht ik weer naar huis. Ik arriveerde daar eerder dan sommige van mijn brieven. In elk geval kon ik er lachend mijn eigen teksten voordragen.