26. apr, 2018

(4)

Schrijven is een vorm van oefenen. Zelfs de best geschreven tekst is een aanloop naar een nog betere. Die panklare wijsheid geldt natuurlijk ook voor het schrijven van gedichten.

Ik ben de trotse eigenaar van een enorme berg pulppoëzie. Er is een tijd geweest waarin ik tussen de tien en twintig gedichten per dag schreef. Rammelende lettertjes waarvan mijn wangen spontaan opgloeiden van gêne toen ik de stukjes, jaren later, weer eens onder ogen kreeg.

Waarom heb ik die teksten niet gewoon weggegooid? Geen idee. Nou, misschien toch een beetje. Ik kan niet prioriteren. De autist in mij kan niet kiezen tussen gunnen en gummen. Ik zie natuurlijk wel dat iets rotzooi is, maar misschien kan ik met dat ene zinnetje nog…

Zonde van mijn tijd. Terwijl ik zit te dubben over het gaan of blijven van een paar woorden, had ik net zo goed een nieuw gedicht kunnen schrijven over hetzelfde onderwerp. De laatste jaren lukt dat al beter. Ik zie een oude tekst en denk dan: waardeloos, maar als ik het nou eens zus of zo had opgeschreven. En voor je het weet staat er dan een stukje waarover ik wel tevreden ben.

Nou ja, tevreden. Ik blijf verbeteren. Een woordje hier, een lettertje daar. Schrijven blijft toch oefenen, hè.