2. aug, 2018

(18)

Facebook verwijdert naakte vrouw niet.’ Is dit een slechte krantenkop? Nee, het is een uiting van verwarring over het algoritme van onze dierbare social-media-vader.

Een jaar geleden plaatste ik een gedicht met daarbij de afbeelding van een paar enorme blote billen. Het was een beschouwelijk stukje over de vraag ‘Stel dat onze werkelijkheid heel anders is dan we vermoeden en ook veel omvangrijker?’ Ik had dat idee verpakt in een metafoor over reuzenbillen.

     stel dat alles wat ik om mij heen zie

     een lichaamscel is in de bil van een reus …

De bijbehorende billenafbeelding had ik gehaald van een eeuwenoud schilderij uit de collectie van het Rijksmuseum. Facebook kon er niet om lachen. Ook een culturele blote kont kon niet door de beugel. De afbeelding werd verwijderd en ik werd vermaand.

Enige tijd later werd een plaatje van een fles tomatenketchup, leeglopend onder een gehurkt zittende vrouw, verwijderd. Althans in sommige groepen, in andere bleef het gewoon staan. Over het gedicht bij de afbeelding – dat qua beeldende kracht niets te fantaseren overliet – sprak Facebook niet.

Eergisteren publiceerde ik een filosofisch mijmergedicht over een thema uit de scholastiek – dat is een soort middeleeuwse logica. Daarbij plaatste ik een vijfhonderd jaar oude gravure die een gevleugelde naakte vrouw uitbeeldt. En wat denk je? Het gedicht staat er nog steeds, met plaatje en al. De wereld is veranderd, vaders algoritme is kapot.

 

 

 

26. jul, 2018

(17)

Het was alsof ik droomde. Ons vliegtuigje was een lawaaiig ding, maar het geluid drong niet meer tot me door. Ik staarde uit het raampje en zag dat we recht op een heuvel af vlogen. Oerwoud en papegaaien verdwenen uit mijn bewustzijn, alleen die heuvel was daar nog, gehuld in steeds dunner wordende mistflarden.

Mijn angst kreeg gezelschap, passagiers rondom mij begonnen te gillen en wezen geagiteerd naar de raampjes. Iedereen was ervan doordrongen dat wij weldra één zouden worden met de jungle.

Nou ja, bijna iedereen. De piloten keken op van hun wegenkaart en zagen de onregelmatigheid in het landschap. Ik moet zeggen: ze reageerden flitsend. Met een scherpe bocht naar linksboven probeerden ze de heuvel te ontwijken. Het stall alarm ging af. Dat wil zeggen dat het vliegtuig niet meer voldoende door de lucht gedragen werd en begon te vallen.

Hoe weet ik niet, maar de mannen achter de stuurknuppel kregen onze dartele hommel weer onder controle. We vlogen vlak langs de heuveltop en gleden daarna weer verder over de laaghangende bewolking.

Ik zat verstijfd in mijn stoeltje. Met beide handen greep ik het buizenframe van het meubel vast en bad: ‘Laten ze teruggaan, laten ze in Godsnaam teruggaan naar het vliegveld.’

Ergens boven ons moet iemand aandachtig hebben geluisterd. Na enkele minuten draaide een van de piloten zich naar ons om en riep monter: ‘Dames en heren, door de mist boven het oerwoud kunnen we de landingsplaats niet vinden. Maar niet getreurd, we vliegen nu terug en vanmiddag bent u weer van harte welkom, want dan proberen we het nog een keer.’

Die middag had de hommel een passagier minder.

 

 

19. jul, 2018

(16)

Vliegtuigen en heuvels gaan niet goed samen, dat is bekend. De eersten gaan te snel, de laatsten bewegen te weinig.

Voor een vlucht boven het tropisch regenwoud waren we opgestegen van een vliegveldje dat was opgesierd met de naam ‘Zorg en Hoop’. Ik vond dat een beklemmende aanduiding voor een luchthaven. Voor mijn gemoedsrust hielp het ook niet dat aan het eind van de startbaan een hek stond, daarachter lag een verkeersweg. Stoplichten garandeerden de veiligheid.

Ons vliegtuigje was eigenlijk meer een dartele hommel, net iets groter, maar met dezelfde behaaglijke vliegeigenschappen. Binnenin het toestel was het comfort passend: piloten en passagiers zaten in één ruimte. Vanuit onze Deux Chevaux-stoeltjes konden we de verrichtingen van de gezagvoerder en zijn compagnon goed volgen.

De bedoeling was dat we zouden landen op een eilandje in een rivier, maar boven het oerwoud hing een dichte ochtendmist, daardoor konden de piloten dat eiland niet vinden. Niet helemaal op mijn gemak keek ik naar buiten. De boomkruinen, niet ver onder mij, grijnsden. Tussen de nevelflarden zag ik ara’s vliegen, mooie en fascinerende beesten.

Toen ik mijn blik weer op de twee piloten richtte, merkte ik dat zij geen belangstelling hadden voor de tropische flora en fauna. Ik moest vrezen dat ook onze vlieghoogte hen ontging. De twee vliegeniers bogen zich juist over een wegenkaart en bespraken, rustig plaatsen op die kaart aanwijzend, hun opties. Een van die opties bleek een heuvel te zijn die vanuit de mist opdoemde en met een rotvaart op ons afkwam.

 

12. jul, 2018

(15)

Het voelt onnatuurlijk en bizar, maar zelfs als je kind in het ziekenhuis ligt, gaat alles daarbuiten gewoon door. Ik was destijds net van werkgever veranderd. Op mijn nieuwe plek trof ik een afdeling aan die volledig op zijn kont lag. De bedoeling was dat ik de medewerkers zou vervullen met nieuw elan en dat, door mijn inspanning, die tent weer zou draaien als een tierelier. Op ieder ander moment een mooie opdracht.

Hoe ik het gedaan heb, weet ik niet meer precies. Ik zal me tijdens kantoortijden wel volledig hebben afgesloten voor ‘het ziekenhuis’, na vijven leefde ik naast het bed van mijn zoon. Ik heb maandenlang maar weinig aandacht kunnen besteden aan de andere kinderen en aan mijn vrouw. Daar moeten ze beslist last van hebben gehad.

Maar kijk toch eens, vier maanden later was mijn zoon weer thuis en op mijn werk draaide de afdeling als die zo gewenste tierelier. Ik was blij, dankbaar en trots. Ik dacht dat ik de hele wereld aankon. Had ik dat in de afgelopen maanden niet bewezen?

Enthousiast begon ik aan een postdoc Informatie- en Documentmanagement aan de Erasmus Universiteit. Ik werkte, ik studeerde, ik had een gezin met drie kinderen. Die postdoc heb ik netjes afgerond. Daarna dacht ik nog wel even een bul in bedrijfskunde te kunnen halen. Men moet de goden niet verzoeken, binnen een half jaar stortte ik in. Plotseling lukte niets meer. Ik zat voor de volgende knik.

 

5. jul, 2018

(14)

Ik heb wel altijd verhalen bedacht, maar ik schreef ze niet altijd op. Van de sprookjes die ik aan mijn kinderen vertelde, is slechts een fragment op papier terechtgekomen. Ze waren dan ook niet bedoeld als literaire prestatie, eerder als slaapmiddel voor een onrustige kinderziel.

Mijn verhaaltjes kregen een dramatische lading toen mijn oudste zoon ziek werd. Vlak voor zijn achtste verjaardag werd hij in het ziekenhuis opgenomen. Hij bleek een ernstige stofwisselingsziekte te hebben en de artsen vreesden dat hij binnen een paar uur zou overlijden. De wereld stortte in, maar ons knulletje richtte zich op en hield vast aan het leven. Maandenlang worstelde hij op de grens van het bestaan en… hij won.

Iedere dag kwam ik uit mijn werk naar hem toe. Het donker van de avond bereikte ons niet, want ik zat met mijn kind hand-in-hand en ik vertelde verhaaltjes. Toen ik door al mijn fantasieën heen was, heb ik de hele ‘In de ban van de ring-trilogie’ in mijn feuilleton verwerkt. Glimlachend viel het kereltje dan in slaap.

In de auto, op weg naar huis, voelde ik de zwaarte. Was duisternis altijd zo kleurloos? Mistroostig en bang speelde ik een cd af, iedere avond dezelfde: 'Jesu meine Freude', van Bach. Ik kan het stuk nog steeds niet zonder tranen aanhoren.

Nu, twintig jaar later, is mijn zoon een beer van een vent. Glimlachend denken we nog wel eens aan de verhalen van toen.